In 1926 krijgt Bonebakker een bijzondere opdracht: het maken van een vorstelijk geschenk voor de stad Amsterdam naar aanleiding van het 600-jarig bestaan van de stad en de opening van de nieuwe vleugel van het stadhuis. In het nieuwe atelier aan de Tweede Wetering Dwarsstraat vervaardigt Meestersmid Maarten Zwollo het zestiendelig servies, dat onder andere vruchtencoupes, jardinières met plateau en kandelabers bevat. Het totaalgewicht aan zilver dat gebruikt wordt voor dit servies is 74,48 kg. Dan vindt in 1929 de beurskrach plaats, en ook voor Bonebakker breken zware tijden aan die tot na de oorlog zullen voortduren.
In 1943 draagt Carl senior de leiding over Bonebakker over zijn zonen Carl & Adrianus, die besluiten bijna de hele voorraad in veiligheid te brengen in afwachting van het einde van de oorlog. Het transport vindt in het grootste geheim plaats: het kostbare zilver wordt in handkarren onder een dekzeil weggereden. Een deel van de voorraad wordt verstopt in de kelder achter een berg puin in het ‘Witte Paard’. Hoewel de Duitsers een inval doen, wordt het zilver niet ontdekt.