De periode tussen circa 1900 en het begin van de Eerste Wereldoorlog, die de Belle Epoque, Fin de Siècle of ‘het Mooie Tijdperk’ genoemd wordt, is voor Bonebakker een periode van grote bloei. Door de enorme welvaart in de Belle Epoque is er veel ruimte voor kunst en wetenschap en een voloptueuze bloemrijke stijl in kunst, architectuur en juwelen is het gevolg.
Bonebakker springt in op de modetrend met vakkundig gemaakte, sierlijke juwelen. Geheel in de stijl van de Belle Epoque worden aan het goud, zilver en diamant in de collectie ook andere edelstenen toegevoegd. De juwelen in goud en platina worden verfraaid met saffieren en smaragden, maar ook maakt Bonebakker halssnoeren met zeldzame parels. Bij tentoonstellingen waarop de edelsmeden hun kunnen vertonen, winnen ze steevast gouden en zilveren medailles en ereprijzen.
In het bedrijf Bonebakker zijn in deze periode diverse wisselingen van de wacht: Johan Christiaan Reinier wordt na zijn overlijden in 1883 opgevolgd door zijn zoon Willem Gerard. Willem Christiaan treedt in 1890 uit het bedrijf en wordt opgevolgd door zijn broer Carl. Het bedrijf wordt dus vanaf 1891 geleid door de twee neven die het naastgelegen pand aan de zaak toevoegen.
Carl Bonebakker vertelt in 1911: ‘Ons nieuwe gebouw moet t cachet blijven dragen van deftige voornaamheid, zoowel de gevel als de geheele inrichting. Dit zal ’t best te bereiken zijn door ’t geheel te houden in een bepaalde stijl, b.v. Empire. Het moet het cachet blijven houden van een gesloten huis, doch met duidelijke kenmerk dat daarin zaken gedreven worden.’